dinsdag 25 december 2012

Social media en sociale wetenschap, wat verklaart wat?

Het afgelopen jaar heb ik vele onderzoeken, publicaties van oa Kennisnet en populaire boeken over social media gelezen. Bijna alles heeft een relatie tot onderwijs en met name het inzetten van social media in het onderwijs, daar immers gaat mijn aandacht naar uit. Een mastergenoot wees mij op een andere invalshoek, het fenomeen social media verklaart vanuit de wetenschap. Hij noemde specifiek Jan van Dijk, hoogleraar communicatiewetenschap aan de universiteit van Twente. Deze hoogleraar heeft een aantal artikelen geschreven over social media in relatie tot de sociale wetenschap. Hij is ook auteur van een hoofdstuk uit; Basisboek social media, een boek voor het HBO en het WO (D. van Osch & R. van Zijl, 2011). Dit is voor mij het eerste boek waarbij social media vanuit de wetenschap worden verklaard en ja natuurlijk in al die publicaties van onderzoeken die ik heb gelezen worden social media ook vanuit de wetenschap verklaard echter dat zijn specifieke onderzoeken, die slechts een deel belichten. In het hoofdstuk met als titel: 'Social media in de netwerkmaatschappij', schetst Jan van Dijk een totaal beeld van de plek die social media innemen in de maatschappij.
Een samenvatting in 10 punten:
Waarom passen social media in de huidige netwerkmaatschappij? Jan van Dijk schrijft er het volgende over:
1. Netwerkindividualisering, de mogelijkheid voor het individu om zelf het vertrekpunt te zijn en toch een zeer sociaal leven te leiden. Immers we leven in een netwerkmaatschappij, een maatschappij waarbij individuen communiceren met zelfverkozen andere individuen via sociale en media-netwerken.
Waren voorheen interpersoonlijke communicatie en massacommunicatie strikt gescheiden communicatie- soorten, social media bewegen zich tussen beide omdat:
2. Grensvervaging plaatsvindt tussen wat privaat en publiek is tussen zender en ontvanger.
3. De focus op het individu en/of op de collectiviteit ligt. Het hangt af van het type social media waar die focus ligt.
4. Er een verschil is in het media-aspect. Men spreekt hierbij van mediarijkdom, indien alleen gewerkt wordt met tekst spreekt men van een laag mediarijkdom, wordt er gewerkt met auditieve en visuele media dan spreek men van hoge mediarijkdom.
Welke verklaringen heeft Jan van Dijk voor de snelle verspreiding van social media:
5. Er is al langere tijd een latente sociale behoefte geweest om met behulp van social media te werken aan sociale contacten, ze doen een appel op extrinsieke en intrinsieke motivaties en het bieden concrete beloningen zoals amusement en sociale omgang (Uses and Gratifications Theory, Katz, Blumler & Gurevitch, 1974).
6. Het fenomeen social media is een innovatie die eerst door early adopters is opgepakt en daarna publiekelijk is gemaakt door naar populaire toepassingen te zoeken. Daarnaast is het afhankelijk van gebruiksvoordelen of een nieuw medium wordt geaccepteerd. Zoals de eenvoudigheid en observeerbaarheid (Innovatietheorie, Rogers, 1963).
7. Er bij willen horen. Netwerken hebben een aantrekkingskracht op mensen die er buiten vallen, het zogenaamde netwerkeffect (Monge & Contractor, 2003).
8. Dat wat je al langer doet op het internet bereid je uit met sociale contacten, sociale expressie en samen dingen doen omdat je daar van leert en wat vervolgens leidt tot een gewoonte (Social Cognitive Theory, oa Bandura, 1986).
Wat zijn de maatschappelijke effecten van sociale media? Jan van Dijk beschrijft er 8 waarbij hij tegelijkertijd aangeeft dat dit wellicht prematuur is omdat social media nog in ontwikkeling zijn. Ik beschrijf 2 effecten:
9.Instituties onder druk. De overheid, bijvoorbeeld, krijgt te maken met een burger die zichzelf gaat informeren. De traditionele top-down constructie valt om, autoriteiten met kennis van zaken worden niet meer automatisch geloofd.
10. Popularisering en ongelijkheid. Het internet is met name populair geworden door de kracht van social media. Zowel de hoger opgeleiden en de lager opgeleiden hebben de weg naar het gebruik van social media gevonden. De ongelijkheid is vast te stellen bij de digitale vaardigheden om social media effectief te gebruiken. Lager opgeleiden zijn minder goed in staat om bijvoorbeeld een effectief profiel te maken dan hoger opgeleiden.

Nieuwsgierig naar de andere 6 effecten, via http://www.scoop.it/t/d-i-p-digital-in-progress/p/3687855050/basisboek-social-media-2011 kun je het eerste hoofdstuk uit het boek lezen.

En wat schetst mijn verbazing, Kennisnet heeft recentelijk een wetenschappelijk tijdschrift uitgegeven. Met de titel 4W; Weten Wat Werkt en Waarom. Hierin allerlei artikelen over opbrengsten en werking van ict in het onderwijs. Een mooi initiatief van Kennisnet, op deze manier dragen zij bij aan het wetenschappelijk onderbouwen van dat wat zo'n belangrijke plaats heeft in het onderwijs en in de maatschappij: ict.

2 opmerkingen:

  1. Hallo Astrid,
    Wordt in het boek van Jan van Dijk ook gesproken over het werk van Castells (http://retro.nrc.nl/W2/Lab/Castells/) Hij schreef eind negentiger jaren over de netwerksamenleving. Sluit aan op het bovenstaande.
    Groet,
    Esther

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ha Esther,
      Ja in de bronnenlijst van het hoofdstuk dat Jan van Dijk heeft geschreven worden Castells genoemd met 2 boeken; The internet galaxy (2001) en Communication power (2008).
      Heb je voor mij nog een advies wat ik moet lezen? Ik doel dan met name op het onderdeel social media, voor peer tutoring heb ik veel gehad aan de artikelen van Belgische onderzoekers die gepubliceerd zijn in: Tijdschrift voor Hoger Onderwijs (TvHO) jaargang 25 en 29.
      Groet Astrid

      Verwijderen