dinsdag 21 februari 2012

Educatieve toepassingen van web 2.0 like or unlike deel 2

Bijna 800 Duitse studenten hebben meegedaan met drie onderzoeken naar het gebruik van een social network site (SNS) en leren. Het doel van de onderzoeken is meer zicht te krijgen op het gebruik van een SNS opdat het ontwerpen van digitaal onderwijs zoals een virtuele leeromgeving beter kan plaatsvinden.
Er is specifiek gekozen voor een SNS die naast Facebook de bekendste SNS is in Duitsland. Het is StudiVZ en heeft 6 miljoen geregistreerde studenten!

Hieronder de 3 onderzoeken:

1. Communiceren studenten in StudiVZ over sociale zaken als ook over studie gerelateerde zaken?
2. Gebruiken studenten groepen om kennis uit te wisselen?
3. Welke groepen zijn te onderscheiden in StudiVZ en hoe verschillend zijn ze in deelname?

1. 63 % van de respondenten was niet geïnteresseerd in het uitwisselen van studie-gerelateerde kennis, zij maakten gebruik van StudiVZ om in contact met anderen te blijven. 18.9 van de respondenten zijn wel geïnteresseerd in het uitwisselen van studie-gerelateerde kennis.
Het maakt niet uit hoeveel vrienden je hebt om kennis uit te wisselen op een SNS, maar het maakt wel uit hoe vaak je online bent. Hoe vaker online hoe vaker kennis uitgewisseld wordt.
Bovendien de studenten die via StudiVZ opzoek gaan naar nieuwe contacten hebben ook een interesse in het uitwisselen van studie gerelateerde kennis. Zij gebruiken StudiVZ om nieuwe contacten op te doen en omdat zij nog niet veel vrienden/studenten face to face kennen vindt kennisoverdracht via de SNS plaats.
2. Waarom worden er groepen op een SNS samengesteld? 60% van de respondenten verklaarden dat ze opzoek zijn naar like-minded people, uitwisselen speelt een minder belangrijke rol (35%). Hier wordt verder niet aangegeven wat voor uitwisseling?!
En 1/3 van de respondenten waren geïnteresseerd in het discussiëren over algemene studie onderwerpen in een groep en 1/5 in het uitwisselen van cursus materiaal (ja een groep kan dus worden gebruikt om kennis uit te wisselen).
De groepen zijn ontstaan vanuit een gezamenlijke interesse of vanuit een real-life groep.
Deze gezamenlijke interesse kan de studiekeuze zijn en in deze groepen zijn het voornamelijk de jongere jaars die kennis uitwisselen. Er zijn nog geen andere kanalen aangeboord om contacten op te doen en dus wordt StudiVZ daarvoor gebruikt.
Er zijn twee groepsvormen, 1; sociale groepen ontstaan uit een gezamenlijk belang of ontstaan uit een real-life groep of 2; statement groepen bijvoorbeeld: Actually I wanted to learn. Deze laatste zijn voornamelijk favoriet maar de andere zijn actiever.
3. Dezelfde resultaten als bij het 2e onderzoek: de helft van de groepen zijn ontstaan vanuit een sociale connectie zoals een gemeenschappelijke interesse of real-life groep, en hier de helft weer van zijn studie-gerelateerd. En ook weer de jongere jaars zijn het meeste actief op het gebied van kennis uitwisselen.


Conclusie
StudiVZ wordt voornamelijk gebruikt voor sociale communicatie. Voor 1/5 van de respondenten speelt het uitwisselen van kennis gerelateerd aan de studie een belangrijke rol en zo ook bij 1/5 van de StudiVZ groepen. Het zijn voornamelijk jongerejaars die StudiVZ gebruiken om kennis uit te wisselen met als extra doel zich te oriënteren in de nieuwe omgeving van de universiteit, het gezamenlijk ervaringen uitwisselen en elkaar leren kennen.

Een belangrijke vraag popt op: Is een SNS geschikt als digitale toepassing om onderwijs processen te ondersteunen? Bij een SNS gaat het op de eerste plaats om interpersoonlijke verbanden tussen gebruikers te promoten en niet om gezamenlijk te werken aan en te discussiëren over academische inhoud.
Aan de andere kant het gebruik van social media is dat wat de studenten goed kunnen en daarom is het belangrijk goed na te denken over het gebruik van deze dagelijkse toepassingen opdat studenten informeel leren. Geen ander sociale media dan een social network site wordt zo actief gebruikt door jongeren. Bovendien een SNS staat het toepassen van Wikis of Blog’s toe zodat gezamenlijkheid en uitwisselen van kennis plaats kan vinden.
Alhoewel jongeren niet geneigd zijn om een SNS te gebruiken voor formeel leren, suggereert dit onderzoek wel dat informele kennis uitwisseling wel welkom kan zijn.

Wat ik belangrijk vindt aan dit onderzoek is dat een kleine groep studenten kennis kan ontwikkelen via social media. Echter de grootste groep vindt interactie het belangrijkste doel in het gebruik van social media, niet het uitwisselen van kennis. Die kleine groep studenten zijn vrijwel allemaal jongerejaars, zij zijn opzoek naar nieuwe contacten in een onbekende omgeving, zij hebben nog geen real-life groep. En dat wat bindt (een zelfde studie) maakt dat kennis wordt uitgewisseld. 
Wat niet duidelijk wordt in het onderzoek is wat de auteurs nu bedoelen met informeel en formeel leren, ik kan dat uit de tekst niet opmaken.

Interessant in het artikel (en daar gaat het verder in het onderzoek helemaal niet over) is de relatie die gelegd wordt tussen self-directed learning* en het gebruik van social media.
De auteurs geven aan dat social media de mogelijkheid biedt dat lerende hun eigen leeromgeving kunnen manipuleren en actief kunnen participeren in een leerproces. Het promoten van self-directed learning is de grootste uitdaging van het onderwijs van vandaag, want het aan kunnen passen aan snelle veranderende omgevingen wordt steeds belangrijker. Het is een challenge om self-directed learning in social media toe te passen in een formele onderwijsomgeving. 

Deze vorm van leren in relatie tot het gebruik van social media is een nieuw topic voor mij en ik denk een nieuw bewijs van een educatieve toepassing van web 2.0!! Of te wel het toepassen van social media zoals Facebook of Twitter kan studenten tot self-directed  learning stimuleren. Goh, wat zal Jelle Jolles hiervan vinden?

*Zelfgereguleerd leren, Valcke 2010
  Zelfsturend leren, Verloop 2009

Educatieve toepassingen van web 2.0 like or unlike deel 1

De pros en cons van social media in het onderwijs (via: Online Universities Blog). Op deze infographic kun je zien hoe sterk het gebruik is toegenomen van social media in het onderwijs (universiteiten). Deze infographic heb ik een aantal keren langs zien komen via Twitter en ja het is een positief plaatje.
Na een kritische blik vallen mij een aantal zaken op. Er staat niet hoe bijv. Facebook wordt gebruikt en nog belangrijker wat wordt er met behulp van Facebook geleerd??
Bijna onderaan staat:
Social media can engage student and keep thema informed. It keeps students interested and gives them information they may not have known about the school.
Het woordje can staat vaak in deze infographic genoteerd, zo van: Yes you can! Maar hoe nu verder? In het volgende Blog ga ik hier op door.

maandag 20 februari 2012

Peer tutoring: Train tutors om tutees te trainen

Op de School of Medicine, University Cork in Ierland heeft een onderzoek plaatsgevonden onder senior tutors en tutees om te onderzoeken wat de voor- en nadelen zijn van dit proces van samenwerkend leren.
Implementing peer tutoring in a graduate medical education programme.
De verslaglegging van het onderzoek is geplaatst in The Clinical Teacher 2010: 7: 83-89.
De peer tutoring vond plaats in een skills lab, dit betekent dat de vierde jaars senior tutors eerste jaars studenten (tutees) les gaven over vaardigheden zoals het luisteren naar de longen met een stethoscoop. Deze lessen vonden plaats onder de supervisie van een bevoegd docent. Middels feedback formulieren is data verzameld waarbij 6 van de 7 senior tutors een feedback formulier heeft ingeleverd en 24 van de 42 tutees. Het is geen grootschalig onderzoek geweest.

De situatie is niet geheel exemplarisch voor de situatie waarbij ik peer tutoring wil inzetten (MBO niveau) echter enkele uitkomsten zijn zeker bruikbaar. Eerst geef ik een samenvatting van het artikel.

Peer tutoring is een vorm van onderwijs in de gezondheidszorg welke meer dan 30 jaar uitgevoerd wordt, het is geen nieuw fenomeen. Het gaat hier om de zogenaamde peer teaching and learning approach waarbij de student zowel de rol van tutor, tutee als patiënt aanneemt.
Stenberg (1985) geef aan dat o.a. de volgende meta-cognities een rol spelen gedurende peer tutoring:
-plannen, -monitoring en evalueren en dat declaratieve-, procedurele- en conditionele kennis opgedaan wordt.
Bovendien is vastgesteld dat peer tutoring een positief effect heeft op de persoonlijke en professionele ontwikkeling van studenten en ook een sociaal en economisch voordeel oplevert, eerste jaars studenten durven meer vragen te stellen aan hun senior tutors.

Verder is het eenvoudiger en kostenbesparend om senior tutors te werven dan druk bezette medici. En het is een plus voor de carrière, de student kan namelijk onderwijs-ervaring inzetten in begeleiding van toekomstig collegae en stagiaires.
Aan de andere kant geeft de auteurs aan dat er wel een gap is in de literatuur over bijvoorbeeld de effecten van het inzetten van senior tutors bij vaardigheidsexamens in de skills labs. Wel wordt één voorbeeld van een studie genoemd waarbij is aangetoond dat de tutee evengoed scoorde in vaardigheidsexamens na PAL (peer-assisted learning) dan zonder PAL.
Waar het wel aan ontbreekt zijn onderzoeken waarbij wordt aangetoond hoe de senior tutors het beste getraind kunnen worden voor peer tutoring.
Daar wordt in dit onderzoek over gerapporteerd, mede ontstaan vanuit de frustratie van senior tutors die aangeven dat het vervelend is dat er geen standaard is in het aanleren van vaardigheden. Met andere woorden elke senior tutor doet het op een eigen manier.

Op The School of Medicine in Cork heeft men de volgende principes aan de senior tutors onderwezen:
1. Peyton's four-step approach to teaching skills (een methode van volledige demonstratie van de tutor naar een volledig uitvoeren van de vaardigheid door de student)
2. Pendleton's rules for giving feedback (een feedback-methode die uitgaat van feiten)

En aan de hand van de volgende methode heeft de training plaatsgevonden:
3. Three-step training of peer tutors
1: Eén student is de docent
2: Eén student is de student
3: Eén student is de observant

In een training van drie uur zijn de senior tutors onderwezen over bovenstaande methoden.
Een maand later vond op de volgende wijze de peer tutoring plaats:
Eerst kregen beide groepen (senior tutors en tutees) een demonstratie van een professioneel docent hoe de vaardigheid plaats moet vinden (elke student heeft zich theoretisch voor kunnen bereiden op de vaardigheid).
Daarna ging één senior tutor in een groep van 6 tutees aan de slag. En deze groepen werden ook weer geobserveerd door een professioneel docent. Hierna vond de toets plaats van de vaardigheid. Alle eerste jaars studenten slaagden voor het examen.

Beide groepen werd gevraagd op de ervaringen te reflecteren aan de hand van 10 stellingen. En op een schaal van 5, van helemaal niet mee eens tot helemaal mee eens, is gereflecteerd. Elke groep had een eigen formulier met stellingen.

Ik geef kort de conclusies van het onderzoek:
Beide groepen rapporteerden dat ze hebben geprofiteerd van het peer tutoring proces.
De tutees vonden dat het uitvoeren van de vaardigheid goed was ontwikkeld maar dat ze zich nog niet zeker voelden deze vaardigheden op patiënten uit te voeren. Daarvoor willen ze meer oefenen.
De senior tutors vonden dat zij goed voorbereid waren door de professioneel docenten (de training) om als senior tutor te functioneren. De meeste senoir tutors waren gemotiveerd om mede studiegenoten te helpen en om hun eigen onderwijsvaardigheden te verbeteren. Bovendien is het een goede manier om op deze wijze het correct uitvoeren van vaardigheden op te frissen. Het feit dat deze onderwijservaring hun carrière positief kan beïnvloeden was geen sterke motivatie om een peer tutor te zijn. En wat ook als een nadeel werd ervaren door enkele tutors is dat het participeren in dit programma tijd kost wat zij anders in hun eigen studie konden steken.

Samenvattend vind ik het volgende interessant voor de situatie waarin ik werkzaam ben als innovator-onderzoeker.
Op de eerste plaats denk ik dat peer tutoring bij het aanleren van vaardigheden kan plaatsvinden in de setting waar ik werkzaam ben. Ik zie daar vooral een meerwaarde (en dat lees ik niet in het artikel) in het samenvoegen van de vaardigheid en de realiteit. De senior tutor kan naast het aanleren van de vaardigheid ook aangeven hoe dit concreet in de praktijk werkt. Dus bij het aanleren van bijvoorbeeld bloeddruk meten kan de senior tutor vertellen over hoe haar of hem dit is vergaan in de praktijk.
In het artikel wordt aangegeven dat de tutees zich nog niet klaar voelde de vaardigheid in de praktijk uit te voeren. Wellicht heeft dat hier mee te maken. Als de senior tutor in het artikel alleen de vaardigheid heeft aangeleerd zonder de transfer met de praktijk te maken, dan snap ik het wel dat de tutees zich nog niet bekwaam voelden. Een gemiste kans, maar dit is een aanname, dit is niet onderzocht. Op de tweede plaats vind ik het uitvoeren van de training voor de senior tutors een goed gegeven. Op het moment dat alle senior tutors op dezelfde wijze de vaardigheid aanleren en feedback geven weet de professioneel docent, die het proces bewaakt, dat het aanleren op een verantwoorde wijze gebeurd. En zoals in het artikel staat leidt dit tot minder frustraties bij de senior tutors.
Op de laatste plaats spreekt mij de uitspraak; to teach is to learn twice aan, omdat senior tutors door het uitvoeren van peer tutoring geconfronteerd worden met het up to date houden van de eigen kennis.

Ter afsluiting, het beschreven onderzoek heeft mij een voorbeeld gegeven in welke onderwijssituatie peer tutoring kan plaatsvinden, het namelijk aanleren van (verpleegtechnische) vaardigheden. Daarnaast vind ik dat het belang van trainen van de senior tutors duidelijk is neergezet, een onderdeel bij peer tutoring waar ik voorheen nog niet over heb nagedacht. De relatie met het inzetten van sociale media (=onderzoeksinnovatie-opdracht) bij deze vorm van peer tutoring kan ik (nog) niet aangeven, dat was ook niet de strekking van dit onderzoek.

zaterdag 18 februari 2012

1 portfolio down, 5 to go

17 februari, portfolio 1 in de brievenbus van studiecoach Joan gepropt. Wat een prettig gevoel, de afgelopen 2 weken was het in mijn hoofd zoals het op die scheurkalender staat:
Ik kan niet over iets denken zolang ik nog aan zoveel moet denken.                          
De vakantie komt als geroepen, gisteravond spontaan bij mijn oudste zus langsgegaan, vanmiddag opstap met mijn lieve ex-ROCMN collega's etc etc. Dingen doen die even geen aandacht hebben gehad.
En toch ook aan de slag met de master, ik heb net een tweet geplaatst met de vraag:

Ik ben benieuwd naar het respons, binnen 5 minuten hebben in ieder geval, drie mensen een retweet geplaatst Lenie, Joan en Lia bedankt! Nu nog tweeple outside the master.....
Twitter heeft voor mij haar dienst bewezen, ik volg een paar bekende namen in het social media circuit en de oogst is enorm. Heel veel tweets sluis ik door naar mijn gmail-account echter ik heb te weinig tijd om alles te lezen.
Middels tweets kom ik op het spoor van congressen symposia etc. Ik ben wel geabonneerd op e-nieuwsbrieven waar deze aankondigingen ook in staan echter een tweet bereikt mij veel sneller en leest makkelijker.
Zo heb ik afgelopen woensdag het seminar: Innovatie door Inspiratie bezocht.
Aldaar verschillende presentaties van innovatieprojecten binnen onderwijs gezien, projecten die met subsidie van het SURFnet/Kennisnet Innovatieprogramma, gedraaid hebben of nog draaien.
Wat gebeuren er toch leuke dingen in onderwijsland, wat een inspirerende mensen. Want dat is duidelijk een innovatie valt of staat met een persoon die er helemaal voor wilt gaan. Okay geld helpt en het viel mij op dat het ook veel mannen zijn die met name actief zijn op het technische gebied. Twee zaken die missen in het zorg-onderwijs!!
Ik heb toepassingen gezien van 4K, nieuwsgierig? Kijk op http://www.innovatieregeling.nl/4k/.
Synchroon coachen, stagebegeleiding met de Ipad, een stageboek-app voor op de Ipad etc etc.
Het seminar ving aan met een andere kant van het internet. Mensen van het Ratneau Instituut vertelden over het project:
Voorgeprogrammeerd.

Klikken is kiezen op internet. Dat kan handig zijn, maar soms word je tot iets verleid waar je niet om heb gevraagd. Zij geven aan dat wanneer je actief bent op het internet dan kies je ervoor om voor je te laten kiezen. Staat er op Facebook dat je een vrijgezel bent dan poppen de dating-sites op. En nog sterker, een fake-facebook pagina met een fake-persoon had binnen enkele dagen, 20 vrienden!!
Interessant, s'avonds aan tafel hier over verteld, de oudste zoon vond het maar een belachelijk project.......'Mam je kan altijd kiezen het weg te klikken, het is gewoon een manier van reclame maken. Wie verzint hier nu een project omheen??'

zaterdag 11 februari 2012

De 10 geboden voor het brein, gebod 1: Studeer!

Gisteren in de boekenwinkel opzoek naar 'Ellis en het verbreinen', van Jolles (2011), een cadeau voor een vriendin van mij, zie ik een klein boekje van René Kahn met als titel De tien geboden voor het brein (2011). Dat kan ik niet laten liggen want: 1. Kahn is mijn favoriete auteur wat betreft leesbare literatuur over de psychiatrie en 2. Het brein laat mij niet meer los.

Anatomisch model op buro collega Paul
Kahn schrijft:
Leren leidt tot de vorming en differentiatie van nieuwe cellen in het brein. Maar leren is niet genoeg. Het moet moeite kosten. Simpele taakjes helpen niet. Net als bij spieren geldt: zonder zweet, geen groei. Voor de hersenen is het niet anders: zonder blokken geen baat. ( 2011, p.17)
Ai (mijn woord wanneer ik op schrift schrik), in het competentie gerichte onderwijs wat bij mij op de opleiding aangeboden wordt blokt de student alleen voor de lessen AFP, want dat wordt getoetst. Alle andere vakken worden middels het maken van opdrachten/werkstukken en presentaties beoordeeld......daar komt geen 'blokken' aan te pas. Slaan we als opleiders hier de plank mis?
Echter op de master die ik nu volg ben ik ook niet daadwerkelijk aan het blokken, maar ik leer wel heel veel. Dus meneer Kahn hoe zit dit? Hoe denkt u over kenniscreatie, of überhaupt over sociaal-constructivistisch leren?
Okay, Kahn (2011) schrijft dat hersenonderzoek heeft aangetoond dat bij intensief blokken de hippocampus groeit, de hippocampus is verantwoordelijk voor het opslaan van nieuwe informatie. Interessant is nu of dit ook aan te tonen is wanneer men studenten onderzoekt die intensief aan kenniscreatie doen met studiegenoten waarbij ze gelezen literatuur betrekken??
Of interpreteer ik blokken alleen als het in het hoofd stampen van kennis en bedoelt Kahn dit wellicht niet? Tja het is toch wel een heel klein boekje.....!

maandag 6 februari 2012

Het theoretisch kader deel 2

In het thema onderzoek van afgelopen zaterdagochtend stonden twee zaken centraal:
1. Projectmanagement
2. Theoretisch kader

Dit wordt een wat saai blog want punt 1 projectmanagement gaat over het plannen van alles wat voor week 23/24 plaats moet vinden met betrekking tot het onderzoek-innovatie-voorstel.
In week 23 of 24 heb ik een GO/NO-GO gesprek met het thesisteam.
http://profilingguru.com/
In week 21 (22 mei) ligt mijn onderzoek-innovatie-portfolio bij de drie leden van dit thesisteam op de deurmat: 1.opdrachtgever, 2.onderzoeksbegeleider en 3.externe wetenschapper.
In een gesprek van een uur zal ik met hen spreken over dit portfolio en wordt nadere informatie verzameld over de competentieontwikkeling en het niveau van mij.
Hier op aansluitend geven zij een waardering, eerste individueel en dan in consensus. Deze waardering wordt genoteerd met feedback en feedforward op het product en zij sluiten met een advies voor al of niet toekennen van een GO/NO-GO voor de uitvoering van het onderzoek. De examen-commissie beslist uiteindelijk over de toekenning van het GO/NO-GO.
Hierop volgt een begeleidings traject met de onderzoeksbegeleider.

PPT Joan 03022012
Concreet betekent dit dat ik in week 10 (8 maart) deel A en B van het onderzoeksvoorstel in concept af moet hebben. In week 17 (23 april) deel A, B en C in concept. In week 17 start ook de organisatie van het thesisteam. In week 19 (8 mei) wordt het onderzoeksplan voorgelegd aan de onderzoeksbegeleider.
En dan gaat het onderzoeksvoorstel de weg van de GO/NO-GO in, zie tekst naast verkeerslicht.

2. Theoretisch kader
Het theoretisch kader is een onderdeel van de thesis, vertrekkend vanuit een onderzoeksvraag.
Het is de inleiding die feitelijk het onderzoek onderbouwt.
Joan laat ons oefenen met notes uit KF waarbij we aan de hand van een 8-tal tips, afgeleid van de beoordelingscriteria van de thesis gaan vaststellen of deze notes aan deze criteria voldoen.
Het is een goede oefening waarbij ik leer kritisch te kijken naar eigen notes op KF met als doel straks een top-theoretisch kader en -thesis te schrijven.........juni 2013 komt steeds dichter bij.

Eerst maar eens op zoek naar een extern wetenschapper die gepromoveerd is en die ik kan vragen lid te worden voor het thesisteam, ik heb al enkele lijntjes uitgegooid 1 daarvan naar Wilfred Rubens (twitter @wrubens). Hij is heel actief op twitter met allerlei informatie over digitale toepassingen in het onderwijs. Het is geen gepromoveerd wetenschapper helaas, maar hij heeft mij weer op een ander spoor gezet!

Maak van je lopend vuurtje een olympisch vuur

Zaterdagochtend 3 februari 2012, Joan staat voor de groep en steekt van wal met de metafoor zoals hierboven genoteerd om in het kader van thema onderzoek de groep aan het denken en aan het werk te zetten. Ik houd van metaforen. De woordjes meta en foor kun je niet uit elkaar halen zoals meta en cognitie of meta en communicatie. Toch heeft het woordje foor wel een betekenis, het betekent kermis en meta betekent dat het het onderwerp zelf betreft, maar samengevoegd zegt meta niks over foor maar heeft het een eigen betekenis: een overdrachtelijke, figuurlijke uitdrukking. Of zoals op wikiepedia staat: een metafoor is een vorm van beeldspraak.

Er is nog iemand die van beeldspraak houdt, Manon Ruijters. Kijk maar naar de titels van de boeken die ze heeft geschreven, In bloei trekken (2011) en de Liefde voor Leren (2006). In mijn blogs van 2912, 2801 en 0502 schrijf ik over deze boeken.
Is het gebruik van beeldspraak te vergelijken met imaginiar leren? Als je vaak denkt in beelden, leert van voorstellingen in je hoofd dan ben je imaginair aan het leren (Ruijters, 2011). Is de uitleg van het leerlandschap en het letterlijk aan de gang gaan met eilanden en polders, bruggen en water niet een vorm van imaginair leren? En nog een stap verder, zijn mensen die vaak metaforen gebruiken imaginair lerenden?

Ik kan de vraag nu meer stellen aan Manon Ruijters, de opzet van het college (zie blog 0502) had hier geen ruimte voor of toch wel? Waarom gaat het vuur bij mij pas echt fikken als ik thuis alle indrukken en beelden van de lesdagen laat bezinken?

zondag 5 februari 2012

Landschap van het leren Manon Ruijters 02022012

Laat ik eens beginnen met het resultaat van een college te laten zien in plaats van een chronologische opsomming. Hierboven plakt een studiegenoot het leerlandschap van de organisatie van een andere studiegenoot. Je ziet water met eilanden, bruggen en nog net geen polders.
Manon Ruijters heeft eerst aan de hand van een PPT verteld over leren en ontwikkelen van organisaties. Wat houdt dit in en welke rol heeft zij als adviseur daarin. Door het in kaart brengen van het leerlandschap van een organisatie krijgt die organisatie zicht op hoe er geleerd wordt, what goes wrong and most important what goes right.
Aan de hand van eilanden, polders, bruggen en het water wordt inzichtelijk of een organisatie meer aan het leren is om de dagelijkse praktijk te verbeteren (=eiland praktiseren) of een organisatie is meer gericht op het opdoen van kennis (=eiland onderzoeken) of een organisatie is wat betreft het leren meer gericht op het tot stand brengen van producten of diensten (=eiland creëren) (Ruiters 2006).

Liefde voor leren is, tekstboekje uit
doe-koffer Manon Ruijters
Het doel voor een innovator/onderzoeker is dan om het gesprek aan te gaan met betreffende belanghebbenden om te komen tot een optimaal leerlandschap. Als blijkt dat bijv. het eiland praktiseren erg groot is en het eiland onderzoeken klein dan is de brug tussen beide ws niet breed en stevig en kan daar voor de innovator een taak liggen. Door het opdoen van nieuwe kennis meer op de kaart te zetten kan het leren van de organisatie worden vergroot (het verbreden van een brug vergoot het resultaat van leren). De brug is niet het enige middel ook de tussenliggende polders dragen bij aan het verbinden van de eilanden maar dan op procesgebied.

Dit zo schrijvend bemerk ik een jip en janneke taalgebruik die de gedachte achter dit model geen recht aan doet, doch helpt het mij het model te begrijpen of zal ik zeggen helpt mij om de taal te leren, de taal van de Liefde voor Leren.

Uit tekstboekje Liefde voor leren
Ik ben weer terug bij het begin van dit BLOG. Manon stuurde ons op pad met een koffer vol items om een leerlandschap van een organisatie in kaart te brengen. Dit is gelukt en het bewijst voor mij maar weer eens dat ik wel heel graag wil blijven zitten en wil luisteren naar een docent, maar dat in actie komen en een opdracht uitvoeren een veel groter leerrendement heeft. Leervoorkeur oefenen??

Bijeenkomst 2 02-02-2012 Het theoretische kader deel 1

Vrijdag 2 februari was 2e bijeenkomst onderwijsleerpsychologie. Hanneke ving aan met een korte introductie op leergeschiedenis* en hoe je nu tegen leren aankijkt. Wat is de rol van je visie op onderwijs en wat betekent dit voor de visie op onderwijs die het team uitdraagt en de organisatie waarin je werkzaam bent.
Bekend terein voor mij (zie BLOG van 19 dec, 3 nov, 23 okt en 12 okt).
Daarnaast legt Hanneke de nadruk op het komen tot een theoretisch kader:
PPT Onderwijsleerpsychologie de Laat
02022012

Hanneke haalt Geerdink (2008) aan, die schrijft:
De wijze waarop mensen betekenis geven aan situaties, de keuzes die ze daarin doen, en het handelen daarin wordt mede bepaald door ervaringen uit het verleden en verwachtingen naar de toekomst.
Dr. G.M.T. Geerdink, Associate Lector ‘Seksediversiteit in het onderwijs’ aan de faculteit educatie hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Het citaat komt uit:
'Onderzoeken vanuit het biografisch perspectief, gebruikmakend van de biografische methode'.
Tijdschrift voor lerarenopleiders. 29 (4), 27-35.
Het is goed te lezen dat we niet leven in het verleden maar juist ook de blik vooruit richten, een open deur, zeker maar dit impliceert wat mij betreft dat leren ook op die wijze vorm gegeven kan worden. Het zou goed zijn dat ik in het team en met het team de balans opmaak welke lesmethoden hebben nu goed gewerkt de afgelopen jaren en welke niet en hoe kunnen we die goede ervaringen een plek geven in de leef- en leeromgeving van onze student.

Ik heb mijn masterstudiegenoot Jan H. getipt over deze lector omdat zij ook de relatie tussen keuze betatechniek en sekse-verschil beschrijft. Jan reageerde promt; 'Ja Astrid deze vrouw was ook op het ATEE congres in Riga'.
Ai wist ik niet meer of eerlijk gezegd heb ik niet geweten. Wat is dat toch met het geheugen, ik lees er veel over en ik kijk het programma op de zondagavond 'Het brein gekraakt' bij de docu-reeks Focus op NL2.
Mijn geheugen heeft mij niet in de steek gelaten, ik heb het simpelweg niet gevoed!
Goed daar ligt een brug die ik niet kan laten liggen, Hanneke gaf de opdracht de leergeschiedenis in kaart te brengen aan de hand van ankerpunten. Want inzicht in mijn leergeschiedenis (met de relatie tot leertheorieen of inzichten door de jaren heen) geeft body aan de volgende uitspraak van Ruijters (2011) en daar waar Hanneke deze bijeenkomst mee begon:
PPT Onderwijsleerpsychologie de Laat
02022012
In mijn portfolio onderwijsleerpsychologie kom ik hier nog op terug.

*Historische beschrijving van het leren en ontwikkelen op individueel of organisatieniveau en het denken daarover.