Tijdens een wederom intensief lesweekend op de Master Leren en Innoveren zijn een aantal onderwerpen behandeld; het coderen van onderzoeksgegevens, opvattingen over diversiteit, het komen van onderzoeksvraag naar analysevraag en het oefenen van een onderzoekend dialoog.
Centraal stond het coderen en met name het proces van open coderen tot aan het definiƫren van die codes om uiteindelijk te komen tot het vaststellen van patronen.
Frank de Jong (lector) trapte de lesdagen af met een college en workshop over open coderen. Hij deed dit op zijn onnavolgbare manier door veel en in rap tempo te vertellen. Daarnaast liet hij coderingschema's van zijn eigen promotie onderzoek zien en audio-opname's van hard op lerende kinderen horen. Voor dit laatste had Frank een oude cassette-afspeel device meegenomen, want dat was in de tijd van cassettes!
Aan de hand van oefen-data op vrijdagochtend (bij Frank) en echte-data op zaterdagochtend (bij Ard, Frank en Lia) kan ik zeggen dat ik beter begrijp wat nu de bedoeling is bij coderen en kan ik verder met het analyseren van die echte-data voor het het thema Inter-Persoonlijk. Deze echte-data bestaat uit een audio-opname van een interview wat ik heb gehouden met mijn toenmalig leidinggevende. Door het analyseren van dit gesprek wil ik opzoek naar wat er gebeurd met mij in dat gesprek met die leidinggevende. Een tegelijkertijd is dit een serieuze vingeroefening voor straks bij het grote onderzoek. De theorie van Boeije (Analyseren in kwalitatief onderzoek, 2005) is door Frank en zeker door Ard goed neergezet, Ard trekt de informatie namelijk continu naar persoonlijke situaties.
Afsluitend een korte samenvatting van het college van lector Rudy Richardson van de vrijdagmiddag, een college over de opvattingen over diversiteit in relatie tot het hebben van een mentaal model. Diversiteit in cases, in opvattingen en in grondvormen.
Met name het vertrekken vanuit een bepaalde grondvorm spreekt mij aan. Zo zijn drie grondvormen te onderscheiden: - monolitisch, - multicultureel en - transcultureel. De grondvorm die jij je eigen maakt bepaalt hoe jij met anderen in een organisatie (en het leven) communiceert (inter-persoonlijk). Stel ik hang de monolitische grondvorm aan dan denk ik in patronen van wij tegen zij. Vertrek ik uit een multiculturele grondvorm dan leef ik prettig naast die ander in mijn eigen cultuur maar ik onderneem geen extra activiteiten. Wanneer ik nu de transculturele grondvorm aanhang dan onderneem ik die activiteiten wel op basis van wederkerigheid. Mijn identiteit wordt dan gevormd door in de interactie met mensen uit andere culturen die ook in hun interacties met andere culturen hun identiteit hebben gevormd. Dit maakt het een dynamisch proces en ik citeer: "Interactieprocessen zijn dus zowel het resultaat als de motor van cultuurverandering en de interpersoonlijke relaties staan centraal als bron voor het accepteren en waarderen van culturele verschillen tussen mensen." (Een kleurrijke wei, R. Richardson 2011 p. 34).
De interessante vraag is nu; Welke grondvorm hang je aan? Ik denk dat ik in het interpersoonlijke contact transcultureel communiceer, ik denk namelijk niet in hokjes. Maar is dat voldoende om te spreken over transculturalisme?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten